Het Parlement
H.PD.6
Het Parlement
· Politieke cultuur: de manier waarop parlement en regering met elkaar omgaan.
· Poldermodel; typisch Nederlandse politieke cultuur waarbij er net zo lang wordt gepraat tot dat er overeenstemming is.
· Eerste ( 75) en Tweede Kamer (150) samen noemen we het Parlement of Staten Generaal.
· Het zijn allebei volksvertegenwoordigers waarbij de Eerste Kamer indirect en de Tweede Kamer direct wordt gekozen.
· De Tweede Kamer behandelt elk wetsvoorstel als eerste en mag een wetsvoorstel veranderen.
· De Eerste Kamer (Senaat) mag een wetsvoorstel niet veranderen, alleen goed of afkeuren.
· De Eerste Kamer controleert de wetgeving van de Tweede Kamer op kwaliteit.
· Fractie: een groep volksvertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Bv Tweede Kamers of gemeenteraad.
· Regeringspartijen (of coalitiepartijen): politieke partijen in de Tweede Kamer die ministers leveren aan het kabinet en de wetsvoorstellen van die regering meestal steunen.
· Oppositiepartijen: politieke partijen in de Tweede Kamer die geen ministers leveren en meestal de wetsvoorstellen van het kabinet niet steunen.
· De ministers (kabinet) hebben zowel wetgevende (dienen wetsvoorstellen in) als uitvoerende macht. Een strikte scheiding tussen die twee machten zoals in de Trias Politica wordt dus niet strikt doorgevoerd.
· De echte wetgevende macht ligt bij het Parlement.
· Een tweede taak van het parlement is de regering controleren: voeren de ministers de wetten wel goed uit?
· Hoe komt een wet tot stand? Zie bron 18 blz. 92.
· Welke middelen heeft het parlement om de wetgevende taak uit te oefenen?
a. Stemrecht bij wetsontwerpen. (1e en 2e kamer)
b. Budgetrecht: het recht van 1e en 2e Kamer om de rijksbegroting goed of af te keuren.
c. Recht van Initiatief: Recht van de Tweede Kamerleden om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
d. Recht van amendement: het recht van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel van de regering op onderdelen te veranderen en daarna goed te keuren.
* Welke mogelijkheden hebben de 1e en 2e Kamer om het kabinet te
controleren
a. Schriftelijk vragen stellen aan kabinet.
b. Recht van interpellatie: is het recht de ministers ter verantwoording te
roepen (=ondervragen).
c. Recht op parlementaire enquête: het parlement mag een nauwkeurig
onderzoek doen naar het regeringsbeleid.
d. Recht van motie: de meerderheid van de eerste en/of tweede kamer kan
een minister verzoeken iets te doen of te laten.
* Motie van afkeuring: het beleid van de minister wordt hierin afgekeurd.
· Motie van wantrouwen: het parlement zegt het vertrouwen in de minister op. Deze moet opstappen.
Het Parlement
· Politieke cultuur: de manier waarop parlement en regering met elkaar omgaan.
· Poldermodel; typisch Nederlandse politieke cultuur waarbij er net zo lang wordt gepraat tot dat er overeenstemming is.
· Eerste ( 75) en Tweede Kamer (150) samen noemen we het Parlement of Staten Generaal.
· Het zijn allebei volksvertegenwoordigers waarbij de Eerste Kamer indirect en de Tweede Kamer direct wordt gekozen.
· De Tweede Kamer behandelt elk wetsvoorstel als eerste en mag een wetsvoorstel veranderen.
· De Eerste Kamer (Senaat) mag een wetsvoorstel niet veranderen, alleen goed of afkeuren.
· De Eerste Kamer controleert de wetgeving van de Tweede Kamer op kwaliteit.
· Fractie: een groep volksvertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Bv Tweede Kamers of gemeenteraad.
· Regeringspartijen (of coalitiepartijen): politieke partijen in de Tweede Kamer die ministers leveren aan het kabinet en de wetsvoorstellen van die regering meestal steunen.
· Oppositiepartijen: politieke partijen in de Tweede Kamer die geen ministers leveren en meestal de wetsvoorstellen van het kabinet niet steunen.
· De ministers (kabinet) hebben zowel wetgevende (dienen wetsvoorstellen in) als uitvoerende macht. Een strikte scheiding tussen die twee machten zoals in de Trias Politica wordt dus niet strikt doorgevoerd.
· De echte wetgevende macht ligt bij het Parlement.
· Een tweede taak van het parlement is de regering controleren: voeren de ministers de wetten wel goed uit?
· Hoe komt een wet tot stand? Zie bron 18 blz. 92.
· Welke middelen heeft het parlement om de wetgevende taak uit te oefenen?
a. Stemrecht bij wetsontwerpen. (1e en 2e kamer)
b. Budgetrecht: het recht van 1e en 2e Kamer om de rijksbegroting goed of af te keuren.
c. Recht van Initiatief: Recht van de Tweede Kamerleden om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
d. Recht van amendement: het recht van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel van de regering op onderdelen te veranderen en daarna goed te keuren.
* Welke mogelijkheden hebben de 1e en 2e Kamer om het kabinet te
controleren
a. Schriftelijk vragen stellen aan kabinet.
b. Recht van interpellatie: is het recht de ministers ter verantwoording te
roepen (=ondervragen).
c. Recht op parlementaire enquête: het parlement mag een nauwkeurig
onderzoek doen naar het regeringsbeleid.
d. Recht van motie: de meerderheid van de eerste en/of tweede kamer kan
een minister verzoeken iets te doen of te laten.
* Motie van afkeuring: het beleid van de minister wordt hierin afgekeurd.
· Motie van wantrouwen: het parlement zegt het vertrouwen in de minister op. Deze moet opstappen.